De Kleinkampfmittel
Eind december 1944 werd Rotterdam uitvalsbasis voor eenmansonderzeeboten van het type Biber en Molch alsook voor de explosieve motorboten type Linse. Tegelijkertijd arriveerden in IJmuiden de eerste tweemansonderzeeboten van het type Seehund. Tot het einde van de oorlog zouden deze Kleinkampfmittel veelvuldig worden ingezet tegen geallieerde schepen in de Westerschelde.
Met zeer bescheiden resultaten overigens, in de eerste plaats doordat de dwergonderzeeboten alleen opereerden bij 4 Beaufort of minder. Verder gingen er door ongelukken met spontaan startende torpedo's in Hellevoetsluis en in de Rotterdamse Lekhaven tientallen boten verloren. Uiteindelijk kon, naast een handvol kleinere successen, een wapenfeit worden opgetekend: de ondergang van het Panamese vrachtschip Alan A. Dale van 4.702 BRT, door een torpedotreffer van een Biber. De invloed van de Kleinkampfmittel op het krijgsverloop van de oorlog kan dan ook als nihil worden bestempeld.
De Seehund werd door de Kriegsmarine als een volwaardige onderzeeboot (Kleinst-Uboot) beschouwd en het type kreeg dan ook eigen U-Boot nummerseries toegewezen (U 2251 - 2300, U 5001 - 5003, U 5004 - 5250 enz.). Eind 1944 werden plannen gemaakt om niet minder dan 1.000 van deze dwergonderzeeboten te bouwen. Uiteindelijk zijn dat er 285 geworden, met 93 exemplaren in aanbouw bij het einde van de oorlog. De waterverplaatsing bedroeg 14,9 ton en de boten werden aangedreven door een Büssing NAG LD6 6-cilinder dieselmotor van 44 kW (60 pk), waarmee een snelheid van 6-7 knopen werd gehaald. Voor de onderwatervaart werd een torpedo-electromotor gebruikt. De Seehunde konden twee torpedo's meenemen.
De Biber had een waterverplaatsing van 6,5 ton en werd boven water aangedreven door een 6-cilinder Opel-Blitz benzinemotor van 32 pk voor een maximum vaart van 6,5 knopen, onder water door een met accu's gevoede torpedo-electromotor. De duikdiepte bedroeg 25 meter, de actieradius 125 zeemijl bij een vaart van 5 knopen. Bewapend met twee torpedo's. Tot en met november 1944 werden 324 exemplaren gebouwd.
De eenmansonderzeeboot Molch van 11 ton werd zowel boven als onder water aangedreven door een met accu's gevoede torpedo-electromotor en kon boven water 4,3 knopen lopen. De duikdiepte bedroeg 30 meter, de actieradius 60 zeemijl bij een vaart van 3 knopen. Eveneens bewapend met twee torpedo's. Er werden 390 stuks opgeleverd.